RAMIPRILLaatste bijwerking : 2022.08.01 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | oraal | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | check II | neen II | neen II | neen II | check III | |
geen info | geen info | geen info |
Er zijn te weinig gegevens bekend om veilig gebruik te waarborgen. Besluitvorming is gebaseerd op het klasse-effect.
Geen specifieke humane informatie beschikbaar.
De fertiliteit was niet verstoord bij mannelijke noch bij vrouwelijke ratten [SKP Tritace 06 2021].
De passage van ramipril door de placenta-barrière is onbekend, doch verwacht (laag MG) [Briggs]. Het epidemiologische bewijs voor het risico van teratogeniciteit na blootstelling aan ACE-remmers tijdens het eerste trimester van de zwangerschap was niet doorslaggevend. Wanneer een zwangerschap wordt vastgesteld tijdens een therapie met fosinopril, moet overgeschakeld worden naar een ander antihypertensivum [SKP Tritace 06 2021][LECRAT 07 2022].
Een kleine toename van het teratogeen risico kan echter niet worden uitgesloten. Nochtans vermeldt Briggs een prospectieve cohortstudie waarin zwangeren (n=175) gedurende de eerste helft van de zwangerschap (< 20 weken) behandeld werden met ramipril (gemiddelde dosis 5 mg/dag). Er was geen verschil tussen de groep behandeld met ramipril en een groep patiënten behandeld met alfa-methyldopa wat betreft spontane abortus, majeure misvormingen en vroeggeboorte [Briggs].
Dierexperimenteel:De toediening van ramipril aan vrouwelijke ratten tijdens de foetale periode gaf aanleiding tot irreversibele nierletsels (dilatatie van het nierbekken) bij de nakomelingen in dagdoseringen van 50 mg/kg lichaamsgewicht of hoger (= of meer dan 250x de therapeutische dosis op basis van lichaamsgewicht) [SKP Tritace 06 2021].
De relevantie van deze bevindingen is laag, gezien de supratherapeutische dosis [NVDR].
Tweede trimester:Het is bekend dat blootstelling aan ACE-remmers gedurende het tweede en derde trimester foetale toxiciteit (verslechterde nierfunctie, oligohydramnie, achterstand in schedelverharding) en neonatale toxiciteit (nierfalen, hypotensie, hyperkaliëmie) kan induceren (zie “Klasse-tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Zie tweede trimester.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Pasgeborenen van wie de moeder een ACE-remmer heeft gebruikt dienen nauwkeurig gecontroleerd te worden op hypotensie (zie “Klasse-tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L3
De passage van ramipril naar de moedermelk is onbekend, maar verwacht (laag MG) [Briggs]. Hale vermeldt dat volgens de productinformatie geen meetbare spiegels werden gevonden in moedermelk na een dosis van 10 mg. Niettemin wordt aanbevolen om bij het geven van borstvoeding tijdens een therapie met ramipril symptomen zoals lethargie, bleekheid en gebrek aan eetlust op te volgen [Hale].
Dierexperimenteel:Uit dierexperimenteel onderzoek in ratten werd berekend dat ongeveer 0,25% van de totale dosis in de melk zou penetreren [Hale].
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Tot nog toe werd geen invloed op de vruchtbaarheid gemeld. Dierexperimenteel onderzoek wijst niet op complicaties.
Voorbijgaande erectiele impotentie en verminderde libido worden soms gemeld (bij > 1 op 1000 patiënten) [SKP Tritace 06 2021]. Dierexperimenteel onderzoek wijst niet op verlaging vruchtbaarheid bij mannen.
Dierexperimenteel:De fertiliteit was niet verstoord bij mannelijke ratten [SKP Tritace 06 2021].
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
[Lareb] : Bijwerkingencentrum Lareb https://www.lareb.nl
[Lecrat] : CRAT - Centre de référence sur les agents tératogènes chez la femme enceinte (lecrat.fr) https://www.lecrat.fr
Fu J, Tomlinson G, Feig DS. Increased risk of major congenital malformations in early pregnancy use of angiotensin‐converting‐enzyme inhibitors and angiotensin‐receptor‐blockers: a meta‐analysis. Diabetes Metab Res Rev. 2021; 37: e3453 https://doi.org/10.1002/dmrr
Toprak B, Govorov K, Kurz K, et al. Outcome of pregnancy in a contemporary cohort of adults with congenital heart disease—a 10-year, single-center experience. Cardiovasc Diagn Ther 2021; 11(6): 1344-1355Angiotensine Conversie enzym Inhibitoren (ACE-inhibitoren) / Angiotensine II Receptor Antagonisten (Sartanen)
Er is geen duidelijk epidemiologisch bewijs voor teratogeniciteit na blootstelling aan ACE-remmers/Sartanen (en naar analogie ook aan de directe renine-inhibitoren) gedurende het eerste trimester van de zwangerschap. Een klein verhoogd risico kan echter niet uitgesloten worden.
Daarom worden ACE-remmers en angiotensine antagonisten bij voorkeur niet in het eerste trimester en zeker niet in het tweede en derde trimester van de zwangerschap gebruikt. Het is aangewezen om bij kinderwens liefst al voor de zwangerschap over te schakelen op een ander antihypertensivum dat niet behoort tot de klasse van angiotensine converting enzyme inhibitoren (ACE-remmers) of angiotensine II receptor blokkers (ARB’s). Indien een zwangerschap wordt vastgesteld tijdens een behandeling, wordt best zo snel mogelijk overgeschakeld, maar is er geen reden om de zwangerschap te onderbreken [LAREB 07 2022][LECRAT 07 2022].
Afraden tijdens het eerste trimester steunt op wisselende resultaten in literatuuronderzoek. Wanneer uitkomsten na blootstelling aan ACE-inhibitoren in utero bij hypertensieve patiënten vergeleken worden met normotensieve niet blootgestelde patiënten wordt al dan niet een verhoogd risico op afwijkingen gezien, afhankelijk van de studie. Het risico daalt wanneer hypertensieve patiënten met elkaar worden vergeleken (ACE-inhibitoren versus andere hypertensiva). Afhankelijk van de bron verschillen de aantallen gerapporteerde behandelingen met ACE-inhibitoren tijdens het eerste trimester: Briggs heeft het over enkele honderden patiënten, LAREB vermeldt meer dan 5000 zwangerschappen, in diverse studies [Briggs][LAREB 07 2022].
De aantallen moeten gerelativeerd worden, omdat de pathologie sterk kan verschillen van patiënt tot patiënt. De situatie wordt bijzonder complex wanneer het gaat over congenitale hartziekten [Toprak et al. 2021].
In een meta-analyse werden 6234 zwangerschappen waarin ACE-inhibitoren (ACE-I) of Angiotensine receptor blokkers (ARB) werden gebruikt vergeleken met 4104 zwangerschappen waarin andere antihypertensiva werden gebruikt en 1,872,733 zwangerschappen zonder blootstelling aan antihypertensiva. Blootstelling gebeurde tijdens het eerste trimester. Bij patiënten met ACE‐I of ARB was het risico op een baby met majeure afwijkingen 82% groter dan bij niet behandelde patiënten:OR = 1.82 (95% confidence interval [CI]: 1.42–2.34). Cardiovasculaire afwijkingen kwamen 2,5x meer voor: OR 2.50 (95% CI: 1.62–3.87) en doodgeboorte 1,75x meer: OR 1.75 (95% CI: 1.21–2.53). Maar wanneer de groep met ACE-I en ARB werd vergeleken met deze behandeld met andere antihypertensiva was er geen significante verhoging van het risico: OR 0.96 (95% CI: 0.69–1.33) [Fu et al. 2021].
Contra-indicatie tijdens tweede en derde trimester steunt op het farmacologisch werkingsmechanisme van beide groepen geneesmiddelen. Angiotensine tegenwerken verhoogt de kans op een lage perfusiedruk in de nieren. Verminderde nierfunctie verhoogt de kans op overlijden van de foetus tijdens de zwangerschap of onmiddellijk na de geboorte [LAREB 7 2022].
Geen specifieke informatie beschikbaar.